De Romeinse naturalist en filosoof Plinius de Oudere (24-79) meldde in zijn geschriften dat hardlopers het afkooksel van de plant Paardenstaart gebruikten om hun milt te doen krimpen tijdens lange afstandswedstrijden, waardoor ze drop-outs konden vermijden. Sommigen lieten hun milt zelfs operatief verwijderen.
De Grieks-Romeinse arts Claudius Galenus (131- 216) verrmeldde in zijn geschriften dat Griekse en Romeinse atleten prestatiebevorderende middelen namen.
De Griekse sofist Flavius Philostratos (170-249) rapporteerde het gebruik van prestatiebevorderende middelen bij sporters.
De Perzische veldheer Hassan-i-Sabbah (1034-1124) verdeelde cannabis onder zijn manschappen omwille van haar euforische en stimulerende eigenschappen.
Bretoense worstelaars kwamen overeen om geen prestatie bevorderende middelen te gebruiken.
Tot de zestiende eeuw beperkte doping zich tot het gebruik van natuurlijke middelen, maar langzaam maar zeker kwamen chemische middelen beschikbaar, zoals cafeïne bevattende medicamenten.
De Italiaanse anatoom Carlo Ruini (1530-1598), die beroemd werd door zijn dissecties en anatomische platen van paarden, maakte melding van mengsels en extracten die aan paarden werden toegediend om hen minder flegmatiek te maken.
Voor het eerst in de geschiedenis zagen de Engelse bewindvoerders zich in 1666 genoodzaakt om het dopinggebruik bij paarden te verbieden.
In Cambridge werden enkele mannen ter dood veroordeeld en opgehangen omdat ze paarden met arsenicum hadden gedopeerd. In die periode werden ook honden gedrogeerd.