1601
De Italiaanse arts, mathematicus en filosoof Galilei (1564-1642) correleerde zijn eigen polsslag aan de slingerbewegingen van een klok.
1602
In zijn in 1602 verschenen boek 'Methodi vitandorum errorum in arte medica' beschreef de Italiaanse Professor Geneeskunde Santorio Santorio (1561-1636) het pulsilogium. Het was het eerste toestel dat de pols telde en was gebaseerd op de penduleklok van Galilei (1564-1642). Santorio vond ook de klinische thermometer uit.
1604
"Niets in de medische wetenschappen is of zal ooit significanter en noodzakelijker zijn dan de observatie van de pols,"
een citaat van de Italiaanse arts Hercules Saxonia (1551-1607), ook gekend onder de naam Ercole Sassonia.
1610
De Oostenrijkse arts Hippolytus Guarinonius (1571-1654) publiceerde het boek 'Die Greuel der Verwüstungs des menschliches Geschlechts', waarin hij over 112 pagina's de rol van het sporten onderstreepte.
1628
In 1628 publiceerde de Belgisch-Nederlandse scherminstructeur Gerard Thibault (1574-1627) het boek 'l'Academie de l'Epée'. Door zijn analyse van lichaamsverhoudingen in het schermen werden heel wat Europese anatomen en fysiologen in hun wetenschappelijk onderzoek naar lichamelijke activiteit beïnvloed.
1628
De Britse arts William Harvey (1578-1657) benadrukte het bestaan van de grote bloedsomloop en de rol van het hart
1631
De Engelse arts Robert Fludd (1574-1637) schreef het boek 'Pulsus', waarin hij als mysticus stelde dat heel wat aspecten van de menselijke fysiologie evenals heel wat ziekten door de wind, de sterren en de planeten beïnvloed worden. Volgens hem wordt de pols bijvoorbeeld beïnvloed door de vier windstreken.
1648
De Franse arts Jean Pecquet (1622-1674) wordt in eigen land vernoemd als een van de pioniers van de fysiologie. Hij was de eerste die de ductus thoracicus of de grote borstbuis beschreef, een belangrijk verzamelkanaal van het lymfevatenstelsel.
1649
De Italiaanse fysioloog, wis- en natuurkundige Giovanni Alfonso Borelli (1608-1679) publiceerde 'De motu animalium' waarin hij de spierbewegingen van dieren analyseerde. In het eerste deel vergeleek hij de botten en spieren van het menselijk lichaam met een machine die uit hendels (de botten) en touwen (de spieren) bestaat. Volgens Borelli zijn de spieren samengesteld uit kleine cylinderachtige vezels die gevuld zijn met poreuze stoffen. Tijdens een contractie wordt de spier ingekort en zwelt ze op. Hij vergeleek de spiercontractie met een natte koord die ook korter wordt en zwelt. Hij klasseerde de spieren volgens hun dispositie van de vezels: orbiculair, prismatisch, penniform, radiaal en sfincterisch. Hij onderscheidde zich door de tegenovergestelde spieren van actie (agonisten en antagonisten) samen te voegen en definieerde de rustposities als tussentijdse spanningen van tegenovergestelde spieren. Hij ontdekte dat spieren krachten kunnen ontwikkelen die proportioneel zijn aan hun structuur. Het werk was een mijlpaal in de studie van de biomechanica van het menselijk lichaam.
1650
De Britse arts en anatoom Frances Glisson (1597-1777) schreef in 1650 een belangrijke monografie over rachitis, hij beschreef ook patiënten met achondroplasie waarvan hij dacht dat het foetale rachitis was. Spinale misvormingen waren blijkbaar heel gebruikelijk en men dacht dat de meeste een gevolg waren van rachitis. Hij behandelde ze met massages en gymnastiekoefeningen.