In 1914 publiceerde de Britse Professor fysiologie Francis Arthur Bainbridge (1874-1921) van de universiteit van Londen, de tweede editie van 'Physiology of Muscular Exercise'.
De Duitse fysioloog Nathan Zuntz (1847-1920) voegde een RX-toestel toe aan de door hem ontwikkelde loopband, waarmee hij de grootte van het hart kon bepalen tijdens inspanningsproeven. Tot dan toe was radiografie enkel mogelijk voor en na de inspanning.
Het uitbreken van de eerste Wereldoorlog maakte een einde aan de Duitse dromen om de zesde Olympiade te mogen organiseren. Het betekende ook het einde van de verdere ontwikkeling van het sportmedisch onderzoek in Duitsland. En dat voor meerdere decennia.
In 1914 startte een dienst fysiotherapie in het Walter Reed Hospital in Washington DC. Het ziekenhuis was het ‘vlaggenschip’ van het Amerikaanse leger en leverde dus de eerste fysiotherapeuten, die toen nog ‘Reconstruction Aides’ werden genoemd. Het waren verpleegkundigen met lichamelijke opvoeding als achtergrond.
In 1902 had het Duitse Rode Kruis in Hohenlychen zijn ‘Heilanstalten und Berufsschulen’ opgericht. In deze tussen meren en bossen gelegen instelling werden tuberculosepatiënten behandeld. In 1914 kreeg August Bier (1861-1949), hoofdchirurg van het Berlijnse Universitaire Ziekenhuis La Charité, de leiding van het instituut in handen. Hij benoemde zijn leerling Eugen Kisch (1885-1969) tot hoofd van de afdeling sportgeneeskunde en dank zij Bier's grote interesse groeide het centrum uit tot een enorm belangrijk instituut op het vlak van sportmedisch onderzoek en sportmedische begeleiding.
De 'klassieke' orthopedie ontwikkelde zich uit de conservatieve behandeling van tuberculosepatiënten en oorlogsgewonden. Pioniers op dat vlak waren de Duitse chirurgen Konrad Biesalski (1868-1930), Gustav Drehmann (1869-1932) en Kurt Lindemann (1901-1966). In het Verenigd Koninkrijk was die rol weggelegd voor Robert Jones (1857-1933) uit Wales, die in 1888 de 3.000 kwetsuren behandelde die 20.000 arbeiders hadden opgelopen bij de aanleg van het eerste Manchester Ship Canal. Bovendien voerde hij 300 operaties uit, waarbij hij nieuwe technieken ontwikkelde voor het behandelen van fracturen. Daardoor raakte hij wereldbekend en heel wat collega's kwamen zijn technieken aanleren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende hij als Territorial Army surgeon, waar hij observeerde dat zowel de behandelingen in de fronthospitalen als die van thuis inadequaat waren, en dus stichtte hij het eerste militaire orthopedische hospitaal. Hij werd benoemd tot Inspector of Military Orthopaedics, in die functie was hij verantwoordelijk voor 30.000 ziekenhuisbedden. Het ziekenhuis in Ducane Road, Hammersmith werd het rolmodel voor de Britse en Amerikaanse orthopedische ziekenhuizen. Het gebruik van de 'Thomas splint' voor de initiële behandeling van femurfracturen, uitgevonden door zijn oom Hugh Owen Thomas, (1834-1891), verminderde de mortaliteit als gevolg van gecompliceerde femur-fracturen tussen 1916 en 1918 van 87% tot minder dan 8%.
De bijnier-onderzoeken die de Amerikaanse Professor Fysiologie Walter Canon (1871-1945) tussen 1911 en 1914 uitvoerde aan de Harvard Medical School, benadrukten het belang van het sympatisch zenuwstelsel in de oefenrespons en de betekenis van glucose- en adrenalinebeschikbaarheid in het vertragen van spiervermoeidheid.