Geschiedenis van de Sportgeneeskunde - 1968

Om de hoogste sportambities te kunnen bereiken, werd in de DDR het Forschungsinstitut für Körperkultur und Sport (FKS) opgericht. Als onderzoeksinstituut werd het in Leipzig gekoppeld aan het Instituut voor sportgeneeskunde van de Deutsche Hochschule für Körperkultur. Voor een succesvolle werking van het FKS werden in 1974 sportspecifieke ergometers geïntroduceerd. Maar men ontwikkelde er ook producten en methoden voor een door de staat verplicht dopinggebruik in competitiesporten. Voor de ontwikkeling van nieuwe dopingproducten werkte het FKS nauw samen met de onderzoeksafdelingen van Jenapharm en met het Zentralinstitut für Mikrobiologie und experimentelle Therapie. In 1988 bestelde het FKS 60.000 mestanolon-tabletten (STS 646) bij Jenapharm, dat aantal was voldoende voor 20.000 tot 30.000 'behandeldagen' van gewichtheffers, worstelaars, zwemmers en atleten uit de werp- en stootnummers. Tijdens de Olympische cyclus van 1984 tot 1988 voerde het FKS 21 dopingprojecten uit. De toenmalige FKS-directeur Hans Schuster (1928-2009) was van oordeel dat de internationale toppositie van de DDR niet gehandhaafd kon worden zonder het toedienen van anabole steroïden. Het idee over het gebruik van androstenedione in competitiesporten ontstond toen Chemieprofessor Kurt Schubert (1919-1991) van het Zentralinstitut für Mikrobiologie und experimentelle Therapie (ZIMET), R&D-direkteur Michael Oettel (1939-) van het farmabedrijf Jenapharm en Jürgen Hendel van het farmabedrijf GERMED in juni 1981 deelnamen aan een colloquium. Professor biochemie en endocrinologie Winfried Schäker van het FKS deed een reeks menselijke experimenten om de dosering en acceptatie van dopingstoffen te verbeteren bij atleten. Midden-afstandsloper Volker Heinrich (1956-2015) werd gedwongen opgenomen in een dopingsysteem en bij het FKS werd er op criminele wijze met hem geëxperimenteerd. Volgens het Duitse weekblad Der Spiegel aanvaardde men in december 1989 promotie B van de bij het FKS werkzame Duitse arts Günter Rademacher. Onder de titel: "Vergelijking van de effecten van verschillende anabole steroïden in diermodellen op een geselecteerd functioneel systeem van wedstrijdsporters en bewijs van de praktische relevantie van de theoretische en experimentele conclusies" werd uitgelegd dat tijdens de voorbereiding van de Olympische Spelen van 1988 het gelijktijdig gebruik van Oral-Turinabol en STS 646 succesvolle bewijzen opleverde in de duursporten. Het FKS was de enige instelling voor hoogwaardig sportonderzoek in de DDR en toen het in 1990 gesloten werd, waren er meer dan 600 mensen in dienst.

Onder leiding van orthopedisch chirurg John C. Kennedy (1917-1983) werd de Canadese selectie tijdens de Olympische Spelen van 1968 in Mexico voor het eerst door een officiële team van sportartsen begeleid. Kennedy richtte twee jaar later de Canadian Academy of Sports Medicine op.

Om het vernederend visueel onderzoek naar geslachtsbepaling te vermijden startte men in 1968 met buccale mucosa-uitstrijkjes voor het bepalen van het genotype.

In een gezamenlijk onderzoeksproject van de Medical Research Council en de British Olympic Association, investeerde de British Sports Council £ 2.500, om tijdens de voorbereiding op de Olympische Spelen in Mexico het effect van grote hoogte te bestuderen op atleten.

In zijn boek ‘Aerobics’, somde de Amerikaanse sportarts Kenneth Cooper (1931-) de voordelen op van het trainen van het cardiovasculaire systeem, waarbij hij het thuisgebruik van de loopband promootte. Onderzoek van Cooper over de voordelen van aëroob oefenen leverde medische argumenten op die de commerciële ontwikkeling van de home-loopband en home-trainer ondersteunden. Cooper ontwierp ook de naar hem genoemde Coopertest, een oefening waarbij bijvoorbeeld de conditie van een hardloper gemeten wordt, die op 12 minuten tijd een zo groot mogelijke afstand moet afleggen. Hij kon de Amerikaanse legerleiding ervan overtuigen om de test te gebruiken voor het bepalen van het uithoudingsvermogen (UHV) van de militairen. Vrijwel de hele sportwereld gebruikt de Coopertest om iemands basisconditie te bepalen. Gebeurt de test op een loopband of home-trainer wordt meestal ook een ECG afgenomen om een idee over de conditie van het hart te krijgen. Cooper koos voor 12 minuten inspanning omdat de hartslag na die tijdsduur in de meeste gevallen niet meer stijgt en er dus een steady state ontstaat, maar ook om dagelijks zoveel mogelijke betrouwbare tests te kunnen uitvoeren.

In het voorjaar van 1968 richtte Karl Adam (1912-1976), die beschouwd wordt als een van de meest succesvolle roeicoaches ter wereld, een roei-academie op in het Duitse Ratzeburg. Parallel hiermee ging ook het Sportmedizinischen Forschungs- und Untersuchungszentrum van de Duitse Professor sportgeneeskunde Paul E. Nowacki (1934-) van start. De firma Jaeger installeerde er haar eerste onderzoeksplatform voor ergospirometrie.

De eerste loopband voor thuisgebruik werd ontwikkeld door de Amerikaanse werktuigkundig ingenieur William Staub (1915-2012). Staub ontwikkelde zijn loopband nadat hij het boek ‘Aerobics’ van Kenneth Cooper (1931-) had gelezen. Daarin werd aangetoond dat personen die vier tot vijf keer per week acht minuten liepen een betere fysieke conditie konden voorleggen. Staub merkte op dat er geen betaalbare huishoudelijke loopbanden waren en besloot dan maar om er eentje te bouwen voor eigen gebruik. Hij noemde hem de PaceMaster 600. Eenmaal klaar stuurde Staub zijn prototype naar Cooper, die hem de eerste klanten aanbracht, waarop Staub met de productie startte.


rdsm