In in Groot-Brittannië werd een onderzoek gestart naar sportblessures, om statistieken te verzamelen over alle uiteenlopende medische interventies en om te ontdekken hoeveel sportblessures na ongevallen en noodsituaties behandeld werden.
Tijdens het tweede sportcongres van de FIMS in Roemenië lanceerde de Turkse Professor sportgeneeskunde Necati Akgün (1921-2017) het voorstel om de Sports Medicine Association of the Balkans (BSMA) op te richten.
De American Medical Association (AMA) keurde voor het eerst het curriculum en het gespecialiseerd klinisch trainingsprogramma van de National Athletic Trainers Association (NATA) goed. De NATA was namelijk begonnen met de opstart van een certificeringsproces, dat later in heel wat staten tot licentiewetgeving voor atletiektrainingen zou leiden.
De American College for Sports Medicine publiceerde het eerste nummer van Medicine and Science in Sports, waarvan de Amerikaanse fysioloog Bruno Balke (1907-1997) de eerste hoofdredacteur was.
Om de prestatiedoelstellingen van de DDR beter te kunnen verwezenlijken, werd in Leipzig het 'Forschungsinstitut für Körperkultur und Sport' (FKS) opgericht door het samenvoegen van de 'Vereinigung der Forschungsstelle' en het 'Instituts für Sportmedizin der Deutschen Hochschule für Körperkultur'. Het was het enige instituut voor competitief sportonderzoek in de DDR en had tot de ontbinding ervan in 1990 meer dan 600 werknemers in dienst. Het onderzoek richtte zich op boksen, schaatsen, gewichtheffen, atletiek, worstelen, roeien, rodelen, zwemmen, skispringen, langlaufen, gymnastiek en volleybal. Het werk aan het FKS werd door interdisciplinaire onderzoeksgroepen georganiseerd. Voor het praktisch gedeelte werden sportspecifieke ergometers in gebruik genomen. Zo was er bijvoorbeeld een stromingskanaal voor zwemmen en een kantelbare loopband voor langlaufen. In het competitief sportonderzoek waren zo'n zo'n twintig sportartsen bij de projecten betrokken. Vanaf midden de jaren 1970 werkte sportgeneeskunde relatief onafhankelijk in de diagnostiek van de prestaties, stressbeheersing, sportverzorging en revalidatie. In 1990 steeg het aantal sportartsen tot veertig. Op de door een bioloog geleide afdeling Endocrinologie (Dopingonderzoek) werkte slechts één arts.
Een zeer eenvoudige en gemakkelijk te hanteren Dynamo ergometer was de Universal-Ergometer van het Berlijnse bedrijf Franzke. Met dat toestel kon men zittend, staand of liggend oefenen. De geleverde arbeid kon men aflezen op een Wattagemeter. De behuizing kon 180° gekanteld worden.
De Finse fiets- en bromfiets-fabrikant Tunturi lanceerde de eerste hometrainer.
Een onderzoek van de Amerikaanse fysioloog Henry Blackburn (1925-), hoofd van het Laboratory of Physiological Hygiene in Minnesota, toonde de incidentie aan van ST-segmentdepressie in verschillende afleidingen. De bevinding van Blackburn dat men 90% van de ischemische veranderingen kan aantonen in de CM5- of V5-lead, maakte het mogelijk om met een relatief eenvoudig ECG-systeem inspanningsproeven uit te voeren. Dit had een enorme impact, omdat hierdoor het gebruik van progressieve testen werd uitgebreid buiten het onderzoekslaboratorium.