Pas in 1979 werd de sportfysiologie voor het eerst toegepast tijdens sporttrainingen, meer bepaald bij acceleratiesprints, circuittraining, continu snel of langzaam rennen, Farlek-training, intervaltraining, joggen en herhalingslopen van zowel recreatieve als topsporters.
Dankzij zij de zeer goede band met de sportwereld van Jacob Jongbloed (1895-1974), Professor klinische sportgeneeskunde aan de Universiteit Utrecht, verplichtten sommige Nederlandse sportfederaties een periodiek sportmedisch onderzoek. Daardoor groeide het aantal instituten in 1979 tot 227, waar zo'n 1500 artsen jaarlijks 300.000 atleten medisch keurden.
In 1979 publiceerde de New England Journal of Medicine de bijdrage ‘Cardiomythology’, waarin het verband onderzocht werd tussen het lopen van een marathon en gezonde of ongezonde harten.
In 1979 publiceerde de Amerikaanse sportfysioloog Rainer Martens (1942-) het artikel 'Over Smocks and Jocks', waarin hij beweerde dat het moeilijk was om in sportsituaties specifiek laboratoriumonderzoek te doen.
In 1979 verscheen de eerste editie van The Journal of Sport Psychology .