Geschiedenis van de Sportgeneeskunde - 300vC-1vC

290 v.C.

De Griekse arts Herophilos van Chalcedon (335-280 v.C.) gebruikte als eerste een waterklok voor het tellen van de menselijke pols, waardoor hij subtiele analyses maakte van ritme en hartslag. Door het gebruik van muzikale modellen bouwde hij een ritmisch polslexicon op, dat zo'n vijftien eeuwen standhield.

270 v.C.

Omwille van zijn talrijke ontdekkingen beschouwt men de Griekse arts Erasistratus (310-250 v.C.) als de 'vader van de fysiologie'. Hoewel zijn opvattingen over lichaamsfuncties en ziekteoorzaken duidelijk verschilden met die van de Indische chirurg Sushruta en de Griekse arts Hippocrates (460-370 v.C.), schreef hij net als die twee matige lichaamsbewegingen, gymnastische activiteiten, dieet, zwemmen en beperkte medicatie-inname voor.

219 v.C.

Archagathus van Peloponnesus vestigde zich rond 219 v.C. in Rome als beoefenaar van de geneeskunde. Eerst werd hij ontvangen met de grootste egards, hij kreeg het Jus Quiritium of de voorrechten van een vrije inwoner van Rome en de overheid kocht een winkel voor hem. Maar vrij vlug keerde het publiek zich tegen zijn manier van werken, die vooral bestond uit bloederige en ruige operaties met mes en krachtig bijtende producten. Hij kreeg dan ook vrij vlug het predicaat van slachter en er werd hem aangeraden om uit Rome te vertrekken. Pluspunt was wel dat hij lichaamsoefenbingen voorschreef aan patiënten met waterzucht en tuberculose.

200 v.C.

De Indische arts Caraka publiceerde de Carakasashiti, een van de belangrijkste werken uit de Indische Geneeskunde. Hij raadde lichaamsoefeningen aan om een verhoging van 'kapha humor' te vermijden en voor het genezen van diabetes. Hij kantte zich wel tegen excessief oefenen, omdat dat volgens hem dyspnoe, hartziekten, gastro-intestinale problemen en mogelijk ook de dood veroorzaakte..

100 v.C.

De huidige loopband spruit meer dan waarschijnlijk voort uit de Romeinse Tread Mill kraan. Om zware gewichten te tillen vervingen de Romeinen de lier in hun kranen door een loopband. De mannen liepen in het wiel en omdat de loopband een grotere diameter had, waren ze in staat om het dubbele gewicht te tillen met de helft van de bemanning.

90 v.C.

De wetenschappelijke theorie over het therapeutisch effect van gezondheidsoefeningen, massage en beweging in water werd bedacht door Asclepiades van Bithynië (124-40 v.C.), de eerste Griekse arts in Rome.

20 v.C.

In de Romeinse periode werden amputaties uitgevoerd en werden primitieve prothesen ontwikkeld.

De Romeinse generaal en politicus Marcus Agrippa Vipsanius (63-12 v.C), een vriend en schoonzoon van keizer Caesar Augustus (63 v.C..-14 n.C.), liet de Thermen van Agrippa bouwen, het eerste grote keizerlijke badhuis en ook het badhuis van de Porticus van Vipsania. In 25 v.C. startte hij met de bouw van een laconicum, een heet zweetbad, dat bij het complex van het Pantheon hoorde. Speciaal hiervoor liet hij ook het Aqua Virgo-aquaduct bouwen, dat de thermen voorzag van stromend water. De jaren nadien werden de thermen voltooid. In het begin was het een privé-badhuis voor Agrippa, maar na zijn dood in 12 v.C. liet hij het na aan de Romeinse bevolking, zodat de burgers het gratis konden gebruiken.

Rond de thermen werden belangrijke kunstschatten verzameld. Het belangrijkste was Apoxyomenos, het beeld van een jonge atleet, die met een schraper het zweet van zijn arm verwijdert. Het beeld was een werk van de beroemde Griekse beeldhouwer Lysippus van Sycion (4de eeuw v.C.) en stond aan de ingang van het complex. In de thermen werden de atleten ook gemasseerd.


rdsm