1910
De Canadese zwemmer Munroe Bourne (1910-1992) tekende present op de Olympische Spelen van 1928, 1932 en 1936, waar hij telkens de 100m vrije slag en rugslag zwom. In 1928 in Amsterdam haalde hij brons met de Canadese estafetteploeg 4 x 200m vrije slag en de twee volgende edities in Los Angeles en Berlijn tikte het kwartet aan als vierde. Tijdens de British Empire Games van 1930 won hij goud op de 100 yards vrije slag en de 4 x 200 yards vrije slag. Daarnaast was hij ook actief als atleet en deed hij aan waterpolo. In 1931 studeerde hij af aan de McGill University met het diploma Engels-Politieke Wetenschappen en in 1937 haalde hij zijn artsendiploma. Hij beëindigde de tweede Wereldoorlog met de graad van Majoor en vestigde zich nadien als huisarts in het Canadese News Brunswick.
De Amerikaan Charles Grayson (1910-2009) startte op 18-jarige leeftijd met boogschieten aan het Pomona College. Hij werd meerdere keren nationaal kampioen en hield het record van vliegend schieten in de 65 pond-klasse. Hij ging ook met pijl en boog jagen in Mexico, Brits Colombia, Alaska en Afrika en bracht van zijn wereldreizen door China, Tibet, Thailand, Japan, Korea, Turkije, Iran, India, Pakistan en Mongolië een immense verzameling bogen mee evenals prachtige Europese en Amerikaanse modellen. In 1936 studeerde hij af aan de Stanford Medical School, waarna hij zich aan dezelfde Universiteit specialiseerde als Radioloog. Na zijn legerdienst in de tweede Wereldoorlog vestigde hij zich in een privé praktijk in Sacramento, California.
De Nieuw Zeelander Jack Lovelock (1910-1949) werd met een nieuw wereldrecord van 3.47.8 Olympisch kampioen op de 1.500m tijdens de Spelen van 1936 in Berlijn. Vier jaar eerder in Los Angeles was hij zevende geworden in dat nummer en het jaar daarop eigende hij zich met een chrono van 4.07.6 het wereldrecord toe van de mijl. Tijdens de tweede Wereldoorlog was Lovelock Majoor in het British Royal Army Medical Corps. Na de oorlog werkte hij als Chirurg in het Manhattan Hospital van New York. Op 28 december viel hij bewusteloos onder een aanstormende trein in Church Avenue train station en stierf hij ter plaatse.
Op de Olympische Spelen van 1932 in Los Angeles finishte Adolf Metzner (1910-1978) als vierde met de Duitse atletiekploeg 4 x 400m. Hij liep ook de individuele 400m, maar net als vier jaar later in Berlijn haalde hij de finale niet. In 1931, 1932 en 1934 kroonde hij zich tot Duits kampioen in dat nummer, in 1934 voegde hij daar de Europese titel aan toe en met zijn Duitse maats werd hij ook Europees kampioen op de 4 x 400m. In 1935 studeerde hij af aan de Universität Frankfurt am Main en specialiseerde hij zich in Cardiologie en Sportgeneeskunde. Vanaf 1947 deed hij aan de Universität Hamburg heel wat onderzoek op het vlak van sportgeneeskunde en hij ontwikkelde er samen met zijn collega Ernst Gadermann (1913-1973) de eerste telemetrische ECG-opnames van een sportman. In 1971 werd hij Professor benoemd aan het Hamburgse Institut für Sportmedizin. In 2010, meer dan dertig jaar na zijn overlijden, kwam hij echter negatief in het nieuws toen de 'Förderverein für jüdisches Gedenken' in Frankenthal zijn oorlogsverleden aan het licht bracht. Hij was lid geweest van de SS en had zich in WO II tot SS-Hauptsturmführer opgewerkt.
Bob Poser (1910-2002) speelde pitcher bij de Chicago White Sox en de St. Louis Browns in de Amerikaanse Major League Baseball. Hij studeerde af als arts en samen met zijn broer en cardioloog Rolf vestigde hij zich als Sportarts in de Poser Clinic die zijn vader Edward Poser in 1894 had opgericht.